Vitharr schreef:@Fenna
Ik bedoelde met 'onze voorgangster' Taigitu hoor. Zij heeft een topic geopend waarin we worden uitgedaagd om 'voor' te zijn, en dat is met deze post wel heel erg moeilijk.
Yep, zo dacht ik ook dat je dat bedoelde
Vitharr schreef:@Taigitu
En juist daarom geloof ik al lang niet meer in het bestaan van die Christelijke God. Die kerk draait alleen maar om angst, niet om liefde. Het heeft niets meer te maken met de boodschap waar ze oorspronkelijk op gestoeld is. Ik vind het een zwakzinnig stelletje stiekemerds die de softheid richting de daders compenseren met hardheid richting de slachtoffers. Niet 1 luistert naar de stem van zijn hart die schreeuwt dat dit fout is. De angst voor hun zelfgemaakte duivels maakt hen doof.
Als die God namelijk wel bestond dan verzopen we met zijn allen in de zondvloed van Zijn tranen.
Zij zijn het gezicht van hun vader vergeten ...
Ik geloof daar denk ik nu (ongeveer) 41 jaar al niet meer in. Helemaal eens, behalve de laatste zin.
Die christelijke god zou allerminst wenen, eerder zou hij een traantje laten van vreugde.
Dat laatste omdat hij elke dag zou kunnen aanschouwen dat hij geslaagd is in het creëren van zijn evenknie.
Deze god beproefde de mens namelijk zoals wij anderen beproeven en hij was ook niet te beroerd om zelf een handje mee te helpen als er gemoord moet worden.
Hij strafte de mens hardhandig en bombardeerde Sodom en Gomorra.
Hij 'verzoop' bijna de gehele wereldbevolking behalve zijn vriend Noach en een enkeling.
Er staat geschreven:
Want Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan, en Hij zal u inbrengen tot de Amorieten, en Hethieten, en Ferezieten, en Kanaänieten, Hevieten, en Jebusieten; en Ik zal hen verdelgen.
Het geschiedde dan in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het leger van Assyrië honderd vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen.
Het geschiedde nu, toen zij voor het aangezicht van Israël vluchtten, zijnde in den afgang van Beth-horon, zo wierp de HEERE grote stenen op hen van den hemel, tot Azeka toe, dat zij stierven; daar waren er meer, die van de hagelstenen stierven, dan die de kinderen Israëls met het zwaard doodden.
Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem niet; maar dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen toe.
Maar tot die anderen zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de stad achter hem, en slaat, ulieder oog verschone niet, en spaart niet! Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe.
En Ik zal hen in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de kinderen te zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven.
Klaarblijkelijk is deze Heere, overeenkomstig het bekende spreekwoord met de splinter en de balk, wel ontvankelijk voor gruwelen die anderen plegen maar stekeblind voor de gruwelijkheden die hij zelf begaan heeft en krachtens zijn nazaten dus nog steeds doet.
Ik wil het hier bij laten daar ik in mijn typewerk negativiteit bespeur.
Toch wil ik het niet uit het oog verliezen, maar er nog meer over schrijven voelt niet goed.
Mogelijk ben ik een van de meest gelovige mensen, maar verre van de wijze zoals het geschreven staat of geïnterpreteerd is geworden door de schrijvers.
.