Albert Einstein:(In 1936 schreef een zesde-klasser –aangemoedigd door een zondagschoolonderwijzer- een brief naar Einstein in Princeton, met de vraag of wetenschapsmensen ook bidden, en zo ja, waarvoor ze bidden. Hij kreeg van Einstein het volgende antwoord:)
Ik heb in het hiernavolgende antwoord geprobeerd zo eenvoudig te antwoorden als mogelijk is.
Wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd op het idee dat alles wat plaatsvindt bepaald wordt door natuurwetten, zelfs de handelingen van mensen. Om deze reden zal een wetenschapper niet gauw de neiging hebben om te geloven dat de gebeurtenissen door bidden beïnvloed zouden kunnen worden. Bidden opgevat als het voorleggen van een wens aan een bovennatuurlijk Wezen.
Het moet echter toegegeven worden dat onze feitelijke kennis van de natuurwetten slechts onvolledig is en fragmentarisch. Bijgevolg berust ook de aanname van het bestaan van allesbepalende natuurwetten op een soort van geloof. Maar dit geloof wordt wel door het succes van wetenschappelijk onderzoek voortdurend gerechtvaardigd.
Aan de andere kant is het zo dat iedereen die serieus wetenschap beoefent tot de overtuiging komt dat een geest aan de basis moet liggen voor alle natuurwetten, een geest die oneindig superieur is in vergelijking tot de mens. Hiermee geconfronteerd wordend en onze eigen kleinheid in ogenschouw nemend, mondt dit uit in een nederige opstelling. Het nastreven van wetenschap leidt dus tot een bijzondere soort van religieuze ervaring en verschilt volkomen van de religie van een naiever persoon.
Albert Einstein:(Een deel van een brief van Albert einstein aan een 19-jarige student (3 december 1950). De student had Einstein aangeschreven in een brief van wanhoop, aangezien het leven zinloos toescheen en godsdienst geen hulp scheen te bieden)
Ik was onder de indruk van de ernst waarmee je worstelt om een doel in het leven te vinden, zowel voor jezelf als voor de gehele mensheid. Naar mijn mening is er geen redelijk antwoord indien de vraag zo gesteld wordt. Wanneer we over doel van een handeling spreken bedoelen we eenvoudigweg de vraag: welke behoefte willen we bevredigen met behulp van deze handeling, of welke niet gewenste gang van zaken kunnen we met de handeling voorkomen? We kunnen natuurlijk in heldere bewoordingen spreken over het doel van een handeling vanuit het standpunt van een gemeenschap waartoe het individu behoort. Ook in dit geval heeft het doel van de handeling op z’n minst ten dele te maken met het bevredigen van verlangens die individuen in de gemeenschap er op nahouden.
Maar wanneer je vraagt naar het doel van de maatschappij als geheel of naar het doel van het geheel van een persoon, dan verliest de vraag zijn zin. Dit is in nog sterkere mate het geval wanneer we vragen naar de zin van de natuur in het algemeen. In die gevallen namelijk lijkt het volkomen arbitrair, of zelfs onredelijk, iemand te veronderstellen die wensen heeft die in verband staan met de gebeurtenissen.
Desalniettemin voelen wij allemaal dat het wel degelijk zeer redelijk en belangrijk is onszelf af te vragen hoe we ons leven zouden moeten proberen te leven. Naar mijn mening is het antwoord deze: zoveel mogelijk streven naar de vervulling van de wensen en behoeften van een ieder van ons, en het streven naar harmonie en schoonheid in menselijke relaties. Dit veronderstelt een grote hoeveelheid bewust denken en zelfscholing. We kunnen niet ontkennen dat de verlichte Grieken en oude Oosterse wijzen op een hoger niveau stonden op dit allerbelangrijkste gebied dan waar wij toe komen op onze scholen en onze universiteiten.