Kennis & cash? Als universitair onderzoekers de markt opgaan

De plek voor onderwerpen die de samenleving betreffen.
Plaats reactie
Gebruikersavatar
taigitu
Orakel
Berichten: 14687
Lid geworden op: 04 dec 2011, 14:37

Kennis & cash? Als universitair onderzoekers de markt opgaan

Bericht door taigitu » 05 feb 2019, 13:20

Kennis & cash? Als universitair onderzoekers de markt opgaan

11 februari 2019

Aan de Nederlandse universiteiten zijn in een kwart eeuw ongeveer 2.100 bedrijven ontstaan.
Ze proberen wetenschappelijke vondsten te verzilveren en toepasbaar te maken.
Wat heeft dat opgeleverd? De vier belangrijkste lessen.

Kent u dat verhaal van die hoogleraar die stinkend rijk werd?

In 2000 richt een aantal onderzoekers een ­bedrijfje op dat vaccins maakt met een cel die tien jaar eerder bij een geaborteerde foetus is weggehaald.
Het is slimme wetenschap, innovatief, toepasbaar. Én winstgevend. In 2011 wordt het Utrechtse bedrijfje, Crucell, voor ­miljarden overgenomen
door farmagigant Johnson & Johnson. De bestuurders van het ­bedrijf, ooit saaie wetenschappers, zijn in één klap stinkend rijk.

Crucell is een zogeheten spin-off: een bedrijf dat wordt opgericht door onderzoekers of ­studenten en dat gebruikmaakt van wetenschappelijke kennis opgedaan aan de universiteit. Sinds de oprichting van Crucell verruilen wetenschappers steeds vaker de labjas voor het maatpak. Alle Nederlandse universiteiten tellen samen zo’n 2.100 spin-offs, waarvan er 600 in de laatste vijf jaar zijn opgericht. Daaronder vallen spin-offs als Crucell die kennis van de universiteit vermarkten, maar ook bedrijven zonder directe link met de wetenschap, zoals Thuisbezorgd.nl. Op speciale hightechcampussen, waar veel spin-offs zich vestigen, werken inmiddels een kleine vijftigduizend man. Er is een complete economie rond spin-offs ontstaan.

De spin-offtrend kwam zo’n 25 jaar geleden overwaaien uit Amerika. Daar baarden universiteiten opzien door wetenschap via bedrijfjes direct op de markt te brengen. De belofte van spin-offs is mooi: het levert geld op en tegelijkertijd wordt academische kennis praktisch toegepast. Niet voor niets zette de overheid in 2010 ruim 60 miljoen euro opzij voor de ondersteuning van spin-offs. Het doel was het stimuleren van de ‘derde kerntaak’ (na onderwijs en onderzoek) van universiteiten: het toepassen van wetenschap in de maatschappij.

In De Rebellen van Crucell beschrijft journalist Mark Blaisse het verhaal van de spin-off in geuren en kleuren. Het gaat over dure ­auto’s, avonden vol drank en buitensporige snoepreisjes. Ziet het leven van een spin-offondernemer er echt zo uit? Levert het daadwerkelijk zoveel geld op en zijn het ­allemaal zulke succesverhalen? Hoe breng je de oprichting van een bedrijf dat nieuwe wetenschap op de markt brengt tot een goed eind? De Volkskrant ging te rade bij ­experts en universiteiten, sprak succesvolle (en minder succesvolle) ondernemers en zet de vier belangrijkste lessen die 25 jaar spin-offs ons hebben ­geleerd op een rij.

1. Maak van de wetenschapper geen ceo

In een hoekje in het lab van de ­vakgroep vloeibare kristallen aan de TU Eindhoven staan apparaten met een stickertje. ‘FreshStrips’, staat erop geschreven. ‘Hiermee drukken we onze labels’, wijst Koen Nickmans (29) naar een van de apparaten. ‘En met dit apparaat drukken we de labels in tot ze in de juiste beginfase zijn.’

De jonge Vlaming Nickmans is een prototype spin-offman: half wetenschapper, half ondernemer. Zijn pas opgerichte bedrijf, FreshStrips, ontwikkelt labels van vloeibare kristallen, die onder invloed van warmte verkleuren. De labels zijn potentieel interessant voor producenten van verpakkingen: je kunt eraan aflezen of een product te lang aan hitte is blootgesteld en mogelijk bedorven is.

Nickmans promoveerde vorig jaar aan de TU Eindhoven. Aan zijn dagelijkse omgeving veranderde weinig, want de universiteit stelde hem een kantoor in zijn oude lab ter beschikking. Nickmans: ‘In het lab werk ik aan de technologie, maar ik zit ook vaak hier aan mijn bureau om de vergaarde kennis om te zetten in patenten. Die moeten ijzersterk zijn.’

De patentschrijverij van Nickmans dient een belangrijk doel: investeerders vinden. Vóór Fresh Strips zijn labels kan verkopen, wachten nog jaren van ontwikkeling en iemand moet dat betalen. ‘Op dit moment zijn de patenten van onze technologie het enige wat ons bedrijf waarde geeft,’ zegt Nickmans.

Het klinkt mooi, als wetenschapper geld verdienen met je vinding. Maar hoeveel potentie je ontdekking ook heeft, ondernemen vraagt om veel meer dan alleen een slim idee. En dan blijkt: wetenschappers zijn zelf vaak helemaal niet zulke goede ondernemers. Als er één gouden tip is voor ondernemende onderzoekers, dan is het dat zij het ondernemen niet zélf moeten doen. Het is inmiddels standaardprocedure om voor nieuwe spin-offs op zoek te gaan naar externe ceo’s, zo blijkt uit een rondvraag onder universiteiten. Deze ceo’s hoeven geen kennis te hebben van de technologie, maar zijn wel goed in het nastreven van commerciële doelstellingen. De betrokken wetenschapper zelf wordt vervolgens vaak Chief Technology Officer, Chief Science Officer, of hoofd van een technische afdeling.

Sven De Cleyn is manager van de Vlaamse ­accelerator imec.istart en onderzocht als promovendus aan de Universiteit van Antwerpen bijna tweehonderd Europese academische spin-offs. Hij zag ondernemende onderzoekers die zelf de touwtjes in handen hielden vaak sneuvelen. ‘Ik noem dat het ingenieurssyndroom: de wetenschapper die aan zijn product blijft sleutelen tot het 110 procent perfect is’, zegt De Cleyn. ‘Terwijl 80 procent ook goed was geweest.’ Nickmans lacht op de vraag of hij dit herkent. ‘Soms wil ik wel te veel experimenteren, ja. Proefexemplaren van onze labels opsturen voelt een beetje als een deel van jezelf weggeven, van het onderzoek waar je zo lang aan hebt gewerkt. Dan ben je ­geneigd om het nóg perfecter te maken. We zouden nog twintig jaar aan het perfecte product kunnen werken.’

Gelukkig heeft Nickmans een ceo die hem af en toe tot de orde roept, een oude vriend die het commerciële gedeelte voor zijn rekening neemt. Het was mede aan diens werk te danken dat Fresh Strips fondsen wist aan te boren bij een chemieconcern, en de komende jaren vooruitkan. ‘Zonder in het begin een externe ceo te ­betrekken was ik nooit zo ver ­gekomen’, zegt Nickmans.

2. Doe het niet voor het geld

Nickmans hoopt de komende ­jaren door te groeien tot zijn ­bedrijf de eindstreep haalt: een ­lucratieve overname door een groot concern. De bestuurders van ­Crucell streken miljoenen op toen hun bedrijf werd verkocht. Maar zij waren niet de enige spek­kopers. De Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht bezaten vanaf de oprichting van Crucell zeshonderdduizend aandelen van het ­bedrijf. De beursgang van Crucell, in 2000, leverde beide instellingen 25 miljoen op.

Dat is niet mis. Spin-offs zijn niet alleen een handige toepassing van kennis, maar ook een mogelijke bron van inkomsten. Dat weten ze bij de universiteiten zelf ook. In april van dit jaar brachten Nederlandse universiteiten samen een richtsnoer naar buiten. Daarin staan aanwijzingen hoe de aandelen van een spin-off tussen de oprichtende onderzoeker en de universiteit kunnen worden verdeeld. Zo laat de TU Eindhoven Nickmans gebruikmaken van het laboratorium waar hij zijn promotieonderzoek deed. Voor zulke diensten, net als bijvoorbeeld een starterslening of het verlenen van patenten, mag een universiteit ­onder meer aandelen in het bedrijf terugvragen.

Voor universiteiten is die pot met geld helemaal niet zo belangrijk, blijkt uit een rondvraag. ‘Het primaire doel van spin-offs voor de TU is het creëren van nieuwe, innovatieve bedrijvigheid en niet een winstmaximalisatie op aandelen’, laat een woordvoerder van de TU Eindhoven weten. Hetzelfde meldt een woordvoerder van de TU Delft: ‘Je moet niet in spin-offs investeren om er het grote geld mee binnen te halen.’

Zou het? De beweringen van de woordvoerders komen overeen met wat uit jaarverslagen van universiteiten blijkt. Het resultaat uit deelnemingen levert bij geen ­enkele universiteit substantiële bedragen op. De Universiteit Twente, in Nederland het meest actief op spin-offgebied, verdiende in 2017 acht ton aan deelnemingen. Dat is niets vergeleken met de ongeveer 300 miljoen die universiteiten gemiddeld jaarlijks aan rijksbijdragen ontvangen.

Nils Beers, voorzitter van start-upstichting Startup Delta, ­beaamt dat het niet gaat om het geld. Beers: ‘Wat is nu belangrijker: winst maken of wetenschappelijke kennis benutten? Je kunt als universiteit veel onderzoeken, maar als niemand ermee aan de slag gaat heb je er niets aan.’ Op winst inzetten heeft uiteindelijk ook weinig zin, zegt Beers. Zelfs het Amerikaanse MIT, de universiteit die wereldwijd het meest succesvol is met spin-offs, haalt hier slechts 5 procent van zijn begroting uit.

Wat Beers betreft zou zelfs het volledige verdienmodel van spin-offs op de schop mogen. Bijvoorbeeld de gewoonte van universiteiten om hun kennis te beschermen via patenten. Beers: ‘Nu zie je dat spin-offs met een patent aan de slag gaan en uiteindelijk worden overgekocht door een multinational. Dan heb je er als samenleving alsnog weinig aan, en de winst voor de universiteit is minimaal. Maak je kennis gewoon openbaar, dan kan iedereen ­ermee aan de slag gaan.’

Afbeelding

3. Staar je niet blind op de volgende Google

De belangrijkste functie van spin-offs is niet het winnen van de financiële jackpot, maar het toepassen van wetenschap in de samenleving. Maar als je niet naar winst kunt kijken, hoe bepaal je dan of een spin-off succesvol is?

Een voorbeeld van succes: twee Stanford-promovendi dachten in 1996 geld te kunnen slaan uit een onderzoeksproject. Op de server van de universiteit begonnen ze een website die webpagina’s sorteerde op basis van het aantal links naar de pagina. De site ‘google.stanford.edu’, zou later op eigen pootjes komen te staan en geschiedenis schrijven.

Google is natuurlijk een wat ­extreem voorbeeld, maar ook in Nederland verging het enkele spin-offs uitstekend. Nils Beers somt enkele successen op: Epyon, dat vanuit de TU Delft laadpalen ontwikkelt voor elektrische auto’s, werd overgenomen door multinational ABB. Ampelmann, ook van de TU Delft, dat hightech loopbruggen bouwt voor werk op zee, was de eerste Nederlandse spin-off die zélf een concurrent overnam, voor waarschijnlijk vele miljoenen. En ook Crucell was uitzonderlijk succesvol.

Maar: ‘Het is écht maar een heel klein percentage dat zo succesvol wordt’, zegt Beers. De meeste spin-offs vergaat het heel anders.

Lumicks verkoopt laserinstrumenten aan onderzoeksgroepen en farmaceuten over de hele wereld. ‘Met de laser kun je moleculen als het ware vastpakken’, legt medeoprichter en bio­fysicus Gijs Wuite (VU) uit. ‘Zo kun je bijvoorbeeld menselijk dna tot op het molecuul bestuderen.’ Als onderzoeker kreeg Wuite aanvragen van over de hele wereld binnen om zijn apparatuur te gebruiken. ‘Toen kwam een promovendus op een idee: waarom starten we niet een bedrijf, om de apparaten te verkopen?’ Vijf jaar verder heeft Lumicks vijftig mensen in dienst. Het gaat het bedrijf goed. Ook zonder uit te groeien tot een wereldwijd bekende multinational als Google vervult Lumicks een belangrijke rol in de biotechnologie.

Gemiddeld, zo blijkt uit een onderzoek van Buck Consultants, hebben spin-offs dertien mensen in dienst. ‘Het ligt er maar net aan hoe je succes definieert’, zegt Beers. ‘Als je vijf of tien mensen in dienst hebt, is het dan een succes? Of pas als je de volgende Google wordt? Ook kleine bedrijven hebben een bepaald nut.’ Dat zie je ook terug in de cijfers: de meeste spin-offs blijven klein, maar gaan niet failliet. Liefst 80 procent blijft bestaan. Bij jonge bedrijven ligt dat percentage normaal gesproken veel ­lager: tussen de 40 en 60 procent.

4. Wees eerlijk over je planning


Gaat het dan nooit mis? Succesverhalen als die van Crucell verhullen dat ondernemen uiteindelijk een risicovolle bezigheid is. Zeker als je, zoals de oprichters van Crucell ook deden, te rooskleurige plaatjes schetst bij investeerders om geld los te peuteren. Investeerders willen vaak snel resultaat zien. Dat staat nogal eens haaks op de aard van spin-offs, die nieuwe technologie op de markt brengen die langere ontwikkeltijd vraagt.

Toen Steven Staal in 2004 afstudeerde als elektrotechnisch ingenieur aan de Universiteit Twente, wist hij al dat hij ondernemer wilde worden. Met een compagnon richtte hij Medimate op. Het bedrijf ontwikkelde apparaten voor manisch-depressieve patiënten, waarmee zij thuis hun bloedwaarden kunnen meten.

Er was alleen één probleem: het product dat Medimate wilde verkopen, bestond nog helemaal niet. ‘We wisten al dat het een heel lang proces zou worden’, vertelt Staal anno 2018 aan de telefoon. ‘Zeker in de medische industrie duurt het jaren voor een product aan alle veiligheidseisen voldoet. En dan moet je ook nog eens een markt veroveren die dit soort product helemaal niet kent.’

Staal en zijn compagnon gingen stad en land af, op zoek naar subsidies en investeerders. Telkens hielden ze een ‘te optimistisch’ verhaal, zoals Staal het uitdrukt – als ze de echte ontwikkeltijd zouden noemen, zou geen enkele investeerder geïnteresseerd zijn. En mondjesmaat kwam het geld binnen. Staals compagnon kon zijn bijbaan opzeggen. Stapje voor stapje zou de Medimate werkelijkheid worden.

In 2014 ging Medimate nét de markt op, toen het geduld bij de belangrijkste investeerder op was. Het vertrouwen in de directie werd opgezegd.
Medimate ging failliet.

Het is een herkenbaar verhaal voor onderzoeker De Cleyn. Een veelgemaakte fout, zo blijkt uit zijn onderzoek, is het te vroeg in zee gaan met durfkapitalisten. ‘Die zijn uit op snel resultaat, vaak binnen vijf jaar. Dat zijn meestal veel te korte termijnen voor een spin-off’, zegt De Cleyn. Spin-offs leveren vaak iets innovatiefs, een product dat niemand kent. Dat is om meerdere redenen ingewikkeld. Er moet aan veiligheids­regels worden voldaan en klanten moeten het product leren kennen. Een investeerder vinden die oog heeft voor het lange ontwikkeltraject is dan noodzakelijk. ‘Of je wacht wat langer met de markt opgaan’, zegt De Cleyn. ‘Het kan soms lonen om nog iets langer binnen de universiteit aan je product te schaven. Je kunt vaak beter als tweede dan als eerste een product de markt op brengen: dan zijn mensen er al aan gewend.’

Met Medimate liep het alsnog goed af. Na het faillissement werd een doorstart gemaakt met een nieuwe investeerder die wél oog heeft voor de lange termijn, zegt Staal. De eerste Medimates gaan nu de markt op. Er is weer hoop. Staal: ‘Zo rond 2021 hoop ik dat we eindelijk winstgevend worden.’
.

.

Vraag je af wat anderen van je denken
en je bent voor altijd hun gevangene.


Lao Tse

Plaats reactie